Twee fragmenten uit Mijn Mercedes is (niet) te koop
PROLOOG
Ik denk niet dat ik ooit zelf op het idee was gekomen. Om Ouagadougou te bezoeken, bedoel ik. Een goede vriend ging daar trouwen, in de hoofdstad van het West-Afrikaanse land Burkina Faso. Met een Burkinabé. En dat wilde ik niet missen. Het huwelijksfeest duurde drie dagen. De laatste avond stapte ik vermoeid in een taxi. Nu is Burkina Faso een van de armste landen ter wereld en ik wist dat de meeste auto’s daar niet tot de allernieuwste behoren. Maar dit exemplaar sloeg alles. De auto was aan alle kanten gedeukt, de koplampen waren verdwenen, de banden spekglad. Uit de knalpijp kwam walmende, inktzwarte rook. Aan de binnenkant was het niet veel beter: waar ooit de kilometerteller had gezeten, restte een gapend gat. De veren staken door de stoelen. De bekleding op de portieren was goeddeels verdwenen; je keek zo tegen het kale metaal aan.
Op het gebarsten dashboard zat een sticker van PSV.
Een PSV-fan in Ouagadougou? Ik tikte op het rood-witte logo van de Eindhovense voetbalclub en vroeg de chauffeur of hij een bewonderaar van Nederlands voetbal was.
Hij begreep niet wat ik bedoelde. Hij had nog nooit van PSV gehoord, voetbal interesseerde hem geen lor. Hij wist zelfs niet waar Nederland lag. En die sticker had altijd al in zijn auto gezeten. Zo zag hij er ook uit. Vergeeld. Gerafeld aan de randen – iemand had vergeefs geprobeerd hem eraf te peuteren. Hoe kwam die sticker in een Afrikaanse taxi? Misschien was de vorige eigenaar een psv-supporter? Hoe fascinerend die gedachte ook was, een psv-fan in Burkina Faso leek me onwaarschijnlijk. Lag het niet meer voor de hand dat een nog eerdere eigenaar psv-aanhanger was geweest? Dat moest het zijn: die auto kwam uit Brabant. En jawel, bij het uitstappen werd mijn vermoeden bevestigd. Achter op de auto zat een witte NL-sticker.
Het was een Mercedes 190 Diesel, die taxi in Ouagadougou.